genetica

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  genetica    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·ne·ti·ca
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘erfelijkheidsleer’ voor het eerst aangetroffen in 1929 [1]
  • Afkomstig van het Oudgriekse γενετικός, genitief van γένεσις.
enkelvoud meervoud
naamwoord genetica -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

degeneticav

  1. (wetenschap) de wetenschap van alles wat de werking van genen betreft, in het bijzonder erfelijke overdracht
    • Dankzij de wetenschappelijke vooruitgang binnen de genetica is de laatste decennia onze kennis van erfelijk overdraagbare ziekten snel toegenomen. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord genetica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.