grootspreker

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grootspreker    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • groot·spre·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootspreker grootsprekers
verkleinwoord grootsprekertje grootsprekertjes

Zelfstandig naamwoord

degrootsprekerm [2]

  1. persoon die zich belangrijker voordoet dan bij of zijn eigenlijk is
     Dirk citeert Voltaire, Gijsbert noemt Voltaire een godloochenaar, Dirk citeert Rousseau en Gijsbert zegt dat Rousseau niets dan een zedeloze grootspreker is, die voor mensen zonder moraal een gevaarlijke aantrekkingskracht heeft.[3]
     Die grootspreker uit het apenland heeft vandaag meer dan genoeg van zijn zenuwen en geduld gevergd, hij zal nu niet met hem twisten.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord grootspreker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.