guma

Angelsaksisch

Uitspraak
  • IPA: /ˈgumɑ/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oergermaanse guma-.

Zelfstandig naamwoord

guma m

  1. man, held
Overerving en ontlening


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /gʊma/
Woordafbreking
  • gu·ma

Zelfstandig naamwoord

guma v

  1. gummi
  2. vlakgum
  3. elastiek
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • gumař m
  • gumarenství o
  • gumařský
  • gumově (bw.)
Paroniemen

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.