heel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heel    (hulp, bestand)
  • IPA: /hel/ (1 lettergreep)
  • IPA: /heːl/
Woordafbreking
  • heel
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen heel
verbogen hele
partitief heels

Bijvoeglijk naamwoord

heel

  1. niet stuk, niet gebroken
    • De vaas was gevallen maar toch heel gebleven. 
  2. zonder uitzondering, in alle delen
    • Dat is in de hele wereld het geval. 
     Toen ik de gigantische muur inktzwarte wolken op me af zag komen barstte ik in tranen uit. Na een lange beklimming stond ik uitgeput boven op Mount Whitney. De hele dag was het vriendelijk en rustig weer geweest, maar nu kwam er vanaf de andere kant van de berg een zwaar onweer op me af dat om de paar seconden fel oplichtte. Bliksem en storm.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Bijwoord

heel

  1. in hoge mate
    • Het meisje is heel mooi. 
    • De hele jonge kinderen kunnen beter thuisblijven 
     Heel langzaam volgden we de contouren van de haarspelden naar beneden.[3]
Opmerkingen
  • hoewel een bijwoord geen verborgen vorm kent is het gebruik van hele (m.n. in spreektaal, m.n. in informele teksten) ook toegestaan in constructies als het hele/heel mooie meisje, de hele/heel jonge kinderen. In meer officiële constructies zoals de heel officiële aankondiging zou hele foutief zijn. Ook als het gaat om vervelende zaken is hele niet toegestaan De heel ernstige overstroming[4] [5]
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
helen

heel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van helen
    • Ik heel. 
  2. gebiedende wijs van helen
    • Heel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van helen
    • Heel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord heel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Achterhoeks

Bijvoeglijk naamwoord

heel

  1. heel; niet stuk, niet gebroken
  2. heel; zonder uitzondering, in alle delen

Bijwoord

heel

  1. heel; in hoge mate

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  heel (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /hiːl/
enkelvoud meervoud
heel heels

Zelfstandig naamwoord

heel

  1. hiel

Nedersaksisch

Bijvoeglijk naamwoord

heel

  1. heel; niet stuk, niet gebroken
  2. heel; zonder uitzondering, in alle delen
Synoniemen
  • undeelt
  • ganz
  • kumplett
Antoniemen

Bijwoord

heel

  1. heel; in hoge mate

Oost-Fries

Bijvoeglijk naamwoord

heel

  1. heel; niet stuk, niet gebroken
  2. heel; zonder uitzondering, in alle delen

Bijwoord

heel

  1. heel; in hoge mate
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.