hobo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hobo    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ho·bo
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blaasinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1714 [1]
  • [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord hobo hobo's
verkleinwoord hobootje hobootjes

Zelfstandig naamwoord

dehobom

  1. (muziekinstrument) een orkestinstrument, behoort tot de houtblazers, het wordt met een dubbelriet aangeblazen
  2. iemand die een zwervend bestaan leidt
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hobo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord hobo hobo's

Zelfstandig naamwoord

hobo

  1. (muziekinstrument) hobo
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.