il

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  il    (hulp, bestand)
  • IPA: /il/
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontwikkeld uit Volkslatijn illi, illum, aangetroffen vanaf de 9e eeuw. [1]
nominatief genitief datief accusatief locatief benadrukt
il son / sa /
ses
lui le y lui

Persoonlijk voornaamwoord

il m

  1. hij
    Il est grand. Hij is groot.

Onbepaald voornaamwoord

il o

  1. het
    Il neige. Het sneeuwt.
Verwante begrippen

Verwijzingen

  1. Weblink bron il in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr

IJslands

Zelfstandig naamwoord

il

  1. zool (van de voet)


Italiaans

Lidwoord

il m

  1. de, het
    Ho letto il libro. Ik heb het boek gelezen.
Synoniemen


Turks

Zelfstandig naamwoord

il

  1. provincie
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.