inbreng
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inbreng (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·breng
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van inbrengen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inbreng | inbrengen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de inbreng m
- hetgeen wat ingebracht wordt
- hetgeen wat iemand naar voren brengt, vertelt
- (juridisch) waarde van hetgeen een toekomstige erfgenaam van een erflater als schenking heeft ontvangen en die hij in de nalatenschap moet terugbrengen
Vertalingen
3. terugbrengen van een als voorschot op de erfenis geschonken goed dat dient te worden verrekend met het erfdeel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
inbrengen |
inbreng
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inbrengen
- ... dat ik inbreng.
Gangbaarheid
- Het woord inbreng staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inbreng" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.