kasta

Faeröers

Uitspraak
  • IPA: /ka.sta/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse kasta.

Werkwoord

kasta

  1. gooien

IJslands

Uitspraak
  • IPA: /ka.sta/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse kasta.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
kastakastaðiköstuðumkastað
volledig

Werkwoord

kasta

  1. gooien

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /kɑstɑ/
Woordafbreking
  • kas·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Noorse werkwoord kaste.
Naar frequentie 15427
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud kasta
kastet
mer kasta
mer kastet
mest kasta
mest kastet
o enkelvoud kasta
kastet
meervoud kasta
kastete
kastede
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
kasta
kastete
kastede
mer kasta
mer kastet
mest kasta
mest kastete
mest kastede

Bijvoeglijk naamwoord

kasta

  1. gegooid, geworpen

Werkwoord

kasta

  1. verleden tijd van kaste
  2. voltooid deelwoord van kaste
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

kasta, mv

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van kast
Synoniemen

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /kɑstɑ/
Woordafbreking
  • kas·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Nynorske werkwoord kaste.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud kasta meir kasta mest kasta
o enkelvoud kasta
meervoud kasta
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
kasta meir kasta mest kasta

Bijvoeglijk naamwoord

kasta

  1. gegooid, geworpen

Werkwoord

kasta

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast kaste, zie aldaar

kasta

  1. verleden tijd van kasta
  2. voltooid deelwoord van kasta

kasta

  1. gebiedende wijs van kasta
Schrijfwijzen

Werkwoord

kasta

  1. verleden tijd van kaste
  2. voltooid deelwoord van kaste

kasta

  1. gebiedende wijs van kaste
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

kasta,

  1. bepaalde vorm nominatief meervoud van kast

Zelfstandig naamwoord

kasta, v

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kaste

Zelfstandig naamwoord

kasta

  1. verouderde spelling of vorm van kaste tot 2012
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud van kaste, v

Oudnoords

Werkwoord

kasta

  1. gooien

Pools

Uitspraak
  • IPA: /kasta/

Zelfstandig naamwoord

kasta v

  1. kaste

Meer informatie

Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

kasta v

  1. kaste
Afgeleide begrippen
  • kastový

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /kasta/
Woordafbreking
  • ka·s·ta
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Duitse Kaste

Zelfstandig naamwoord

kasta v

  1. kaste
Verbuiging
Afgeleide begrippen
  • kastička v
  • kastovní
  • kastovnický
Verwante begrippen
  • kastovnictví o

Meer informatie

Verwijzingen

    Wymysoojs

    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Oudhoogduitse kasto

    Zelfstandig naamwoord

    kasta m

    1. kist
    Schrijfwijzen
    Verwante begrippen
    • kastła o

    Zweeds

    Uitspraak
    • Geluid:  kasta    (hulp, bestand)
    Woordafbreking
    • kas·ta
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afkomstig van het Oudnoorse kasta.
    stamtijd
    infinitief verleden
    tijd
    supinum
    kasta
    kastade
    kastat
    volledig

    Werkwoord

    kasta

    1. gooien
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.