kor
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kor (hulp, bestand)
- IPA: /kɔr/
Woordafbreking
- kor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kor | korren |
verkleinwoord | korretje | korretjes |
Zelfstandig naamwoord
- (visserij) trechtervormig sleepnet
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- koroester
Werkwoord
vervoeging van |
---|
korren |
kor
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van korren
- Ik kor.
- gebiedende wijs van korren
- Kor!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van korren
- Kor je?
Afgeleide begrippen
- korhaan, korhoen
Gangbaarheid
- Het woord kor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kor" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Hongaars
Uitspraak
- Geluid: kor (hulp, bestand)
- IPA: /ˈkor/
Zelfstandig naamwoord
kor
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / kuːɾ /
Woordafbreking
- kor
Woordherkomst en -opbouw
- Zelfstandig naamwoord afkomstig van Oudnoords kórr
Naar frequentie | 12235 |
---|
Werkwoord
kor
- gebiedende wijs van kore
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kor | koret | kor | kora korene |
genitief | kors | korets | kors | koras korenes |
Zelfstandig naamwoord
kor, o
- (historisch), (muziek), (toneel) in de oudheid: mensen die optraden met zang en dans
- (muziek) koor, groep die polyfoon zingt
- (muziek) achtergrondzangers voor een popzanger
- (muziek) in pop- en jazzmuziek: geïmproviseerd spel
- gruppe, flokk som sier noe samtidig
- (muziek) deel van een muziekstuk voor meerstemmige zang (met of zonder begeleiding (vgl. a capella)
- (muziek) (op een snaarinstrument) set snaren die tegelijkertijd worden aangeslagen of getokkeld
- (muziek) (op een piano) unisono snaren die bij een noot horen
- (muziek) (op een orgel) alle pijpen met dezelfde toonhoogte klinken door een enkele toetskoppeling
- (bouwkunde) deel van de kerk waar het altaar staat (en waar het kerkkoor zijn plaats had)
- (bouwkunde) gewelfde zijkamer in een kerk
- (bouwkunde) galerij in een kerk waar orgel en zangers hun plaats hebben, vgl. orgelkoor
- [2]: Een mannskor av Boston
Een mannenkoor van Boston
Synoniemen
- [2]: sanggruppe zn
- [6]: korverk zn
- [6]: omkved zn
- [6]: refreng zn
- [10]: kirkekor zn
- [10]: sanghus zn
- [12]: orgelkor zn
Hyperoniemen
- [10]: kopling zn
Hyponiemen
- [2]: damekor zn
- [2]: guttekor zn
- [2]: mannskor zn
- [5]: hylekor zn
- [5]: klagekor zn
- [5]: talekor zn
Afgeleide begrippen
- [2]: korforening zn
Typische woordcombinaties
- [2]: en komposisjon for kor og orkester
een compositie voor koor en orkest
- [2]: et blandet kor
een gemengd koor
- [5]: (rope) i kor
(roepen) in koor
- [5]: kjøre kor (improvisere)
improviseren
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / kuːɾ /
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
- kor
Bijwoord
kor
Synoniemen
- [1]: korleis
Werkwoord
kor
- gebiedende wijs van kora
Schrijfwijzen
- kora ww
- kore ww
Werkwoord
kor
- gebiedende wijs van kore
Schrijfwijzen
- kora ww
- kore ww
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | kor | koret | kor | kora |
Schrijfwijzen
- kora ww
- kore ww
Zelfstandig naamwoord
kor, o
- (historisch), (muziek), (toneel) in de oudheid: mensen die optraden met zang en dans
- (muziek) koor, groep die polyfoon zingt
- (muziek) achtergrondzangers voor een popzanger
- (muziek) in pop- en jazzmuziek: geïmproviseerd spel
- gruppe, flokk som sier noe samtidig
- (muziek) deel van een muziekstuk voor meerstemmige zang (met of zonder begeleiding (vgl. a capella)
- (muziek) (op een snaarinstrument) set snaren die tegelijkertijd worden aangeslagen of getokkeld
- (muziek) (op een piano) unisono snaren die bij een noot horen
- (muziek) (op een orgel) alle pijpen met dezelfde toonhoogte klinken door een enkele toetskoppeling
- (bouwkunde) deel van de kerk waar het altaar staat (en waar het kerkkoor zijn plaats had)
- (bouwkunde) gewelfde zijkamer in een kerk
- (bouwkunde) galerij in een kerk waar orgel en zangers hun plaats hebben, vgl. orgelkoor
Synoniemen
- [2]: songlag zn
- [6]: korverk zn
- [6]: omkved zn
- [6]: refreng zn
- [10]: kyrkjekor zn
Hyperoniemen
- [10]: kopling zn
Hyponiemen
- [2]: gutekor zn
- [2]: mannskor zn
- [5]: hylekor zn
- [5]: talekor zn
Afgeleide begrippen
- [2]: korforening zn
Typische woordcombinaties
- [2]: eit blanda kor
een gemengd koor
- [5]: kjøre kor (improvisere)
improviseren
Zweeds
Uitspraak
- Geluid: kor (hulp, bestand)
Naar frequentie | 4948 |
---|
Zelfstandig naamwoord
kor
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van ko
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.