ko

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ko    (hulp, bestand)
  • IPA: /ko/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • ko

Zelfstandig naamwoord

ko

  1. repeterende stelling bij het go-spel

Gangbaarheid

  • Het woord ko staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Bambara

Werkwoord

ko

  1. aankomen, arriveren.
  2. wassen, reinigen.

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈkoˀ /
Woordafbreking
  • ko
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord kýr (datief en accusatief van kú)
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ko     koen     køer     køerne  
genitief   kos     koens     køers     køernes  

Zelfstandig naamwoord

ko, g

  1. (veeteelt) koe, (een vrouwelijke huisdier, Bos taurus , dat een kalf heeft gehad)
  2. (dierkunde) volwassen vrouwelijk dier van andere grote diersorten
  3. (scheldwoord) onhandige, grote of domme persoon, waarbij meestal op een vrouw gedoeld wordt
Hyperoniemen
Spreekwoorden
  • [1]: Der er ingen ko på isen!
(figuurlijk) Geen gevaar!
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: hellig ko
heilige koe (na de Hindoe religie:
(figuurlijk) iets dat niet kan worden aangeraakt of bekritiseerd)

Verwijzingen

    Drents

    Zelfstandig naamwoord

    ko

    1. (veeteelt) koe; een vrouwelijk rund
    Schrijfwijzen
    Synoniemen

    Fries

    enkelvoud meervoud
    naamwoord ko kij
    verkleinwoord koke
    Uitspraak
    • IPA: /koṷ/
    Woordafbreking
    • ko
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afgeleid van het Proto-West-Germaanse *kū, via het Oudfriese kū

    Zelfstandig naamwoord

    ko

    1. (evenhoevigen) koe, rund
    2. (veeteelt) koe; een vrouwelijk rund
    Synoniemen
    • kobist
    • hoarnbist
    Afgeleide begrippen
    Verwante begrippen

    Meer informatie

    Verwijzingen

      Lets


      naamval
      enkelvoud
      en meervoud
      nominatiefkas
      genitief
      datiefkam
      accusatiefko
      instrumentalisar ko
      locatief(kur)

      Vragend voornaamwoord

      ko

      1. wie, wat, met wie, met wat, waarmee (accusatief en instrumentalis van kas)

      Betrekkelijk voornaamwoord

      ko

      1. die, wie, welke, wat, met wie, met welke, waarmee (accusatief en instrumentalis van kas)

      Mapudungun

      Zelfstandig naamwoord

      ko

      1. water

      Nedersaksisch

      enkelvoud meervoud
      naamwoord ko konen / koon
      verkleinwoord

      Zelfstandig naamwoord

      ko

      1. (veeteelt) koe; een vrouwelijk rund
      Schrijfwijzen
      • koe
      • koeie
      • Koh
      • koo
      • koou
      • kou
      • kouwe
      • kow
      Synoniemen

      Meer informatie

      Toki Pona

      Uitspraak
      • Geluid:  ko    (hulp, bestand)
      • IPA: /ko/
      Woordafbreking
      • ko
      Woordherkomst en -opbouw

      Zelfstandig naamwoord

      ko

      1. kneedbare of poedervormige substantie, zoals prut, klei, deeg of pasta

      Werkwoord

      ko

      1. vastplakken
      2. verpletteren, verpulveren

      Bijvoeglijk naamwoord

      ko

      1. kleverig
      2. poederachtig

      Veluws

      enkelvoud meervoud
      naamwoord ko konen / koon
      verkleinwoord

      Zelfstandig naamwoord

      ko

      1. (veeteelt) koe; een vrouwelijk rund
      Schrijfwijzen

      Meer informatie

      Zweeds

      Uitspraak
      • Geluid:  ko    (hulp, bestand)
      • IPA: / kuː /
      Woordafbreking
      • ko
      kos enkelvoud meervoud
        onbepaald bepaald onbepaald bepaald
        nominatief     ko     kon     kor     korna  
        genitief     kos     kons     kors     kornas  

      Zelfstandig naamwoord

      ko, g

      1. (evenhoevigen), Bos taurus , koe
      Hyperoniemen
      Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.