kramp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kramp    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kramp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘spiersamentrekking’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord kramp krampen
verkleinwoord krampje krampjes

Zelfstandig naamwoord

dekrampv/m

  1. (medisch) een toestand van onwillekeurige en aanhoudende samentrekking van een spier
    • Ik kreeg kramp in mijn kuiten. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kramp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kramp krampe

Zelfstandig naamwoord

kramp

  1. (medisch) kramp
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.