krampen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van krampen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		krampen			te krampen
onvoltooid	toekomend		zullen krampen			te zullen krampen
voltooid	tegenwoordig		gekrampt			te gekrampt
voltooid	toekomend		gekrampt zullen			gekrampt te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	krampend		gekrampt			ev. kramp	mv. verouderd krampt	krampe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	kramp	krampt	krampt	krampt	krampt	krampen	krampen	krampen
verleden (o.v.t.)	krampte	krampte	krampte	krampte	krampte	krampten	krampten	krampten
toekomend (o.t.t.t.)	zal krampen	zult/zal krampen	zult/zal krampen	zult krampen	zal krampen	zullen krampen	zullen krampen	zullen krampen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou krampen	zou krampen	zou(dt) krampen	zoudt krampen	zou krampen	zouden krampen	zouden krampen	zouden krampen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.