las

Niet te verwarren met: la's, LA's, L.A.'s

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  las    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɑs/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /lɑs/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /lɑs/
Woordafbreking
  • las
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verbinding’ voor het eerst aangetroffen in 1409 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord las lassen
verkleinwoord lasje lasjes

Zelfstandig naamwoord

delasm

  1. (techniek) vastverbonden voeg tussen twee metalen voorwerpen
Hyponiemen
  • haaklas, stuiklas, vingerlas
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lezen

las

  1. enkelvoud verleden tijd van lezen
    • Ik las. 
    • Jij las. 
    • Hij, zij, het las. 
     Ik bladerde erdoorheen en las eindeloze verhalen over hoe geweldig die burger was: ‘Goddelijk – al dat lopen waard’, ‘Drie Michelinsterren’, ‘Nog nooit zo’n grote burger gezien’ en ‘Ik ga een franchise openen in Londen’.[3]

Werkwoord

vervoeging van
lassen

las

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lassen
    • Ik las. 
  2. gebiedende wijs van lassen
    • Las! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lassen
    • Las je? 

Gangbaarheid

  • Het woord las staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Zelfstandig naamwoord

las mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord la
Anagrammen

Frans

  enkelvoud meervoud
  mannelijk   las las
  vrouwelijk   lasse lasses

Bijvoeglijk naamwoord

las

  1. vermoeid
Anagrammen
  • SLA

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

las

  1. last; iets wat een mens hindert
Schrijfwijzen

Nynorsk

Woordafbreking
  • las

Werkwoord

las

  1. verleden tijd van lesa

Werkwoord

las

  1. verleden tijd van lese

Pools

Uitspraak
  • Geluid:  las    (hulp, bestand)
  • IPA: /las/

Zelfstandig naamwoord

las m

  1. bos

Spaans

Lidwoord

las v/mv

  1. de
Anagrammen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /las/
Woordafbreking
  • las

Zelfstandig naamwoord

las

  1. genitief meervoud van laso

Veluws

Zelfstandig naamwoord

las

  1. last; iets wat een mens hindert
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.