lever

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lever    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlevər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • le·ver
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lever levers
verkleinwoord levertje levertjes

Zelfstandig naamwoord

deleverv/m

  1. (anatomie) vitaal orgaan voor opslag van bloed, galproductie en stofwisseling
    (wikidata: lever )
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Iets op zijn lever hebben.
Met een probleem zitten
Overerving en ontlening
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
leveren

lever

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leveren
    • Ik lever. 
  2. gebiedende wijs van leveren
    • Lever! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leveren
    • Lever je? 

Gangbaarheid

  • Het woord lever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Uitspraak
  • IPA: /levər/, /lewˀɐ/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse lifr
Naar frequentie 596
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lever     leveren     levere     leverne  
genitief   levers     leverens     leveres     levernes  

Zelfstandig naamwoord

lever, g

  1. lever

Verwijzingen

    Engels

    Uitspraak
    • VK
      • IPA: /ˈliː.və/, /ˈlɛ.və/
    • VS
      • IPA: /ˈli.vɚ/, /ˈlɛ.vɚ/
    Woordherkomst en -opbouw
    • Afkomstig van het Oudfranse leveor

    Zelfstandig naamwoord

    lever

    1. hefboom

    Frans

    stamtijd
    infinitief verleden
    tijd
    voltooid
    deelwoord
    lever
    levais
    levé
    eerste groep volledig

    Werkwoord

    lever

    1. overgankelijk opheffen, oplichten
    2. wederkerend se lever: opstaan
    Afgeleide begrippen

    Indonesisch

    Woordafbreking
    • le·ver
    Woordherkomst en -opbouw

    Zelfstandig naamwoord

    lever

    1. (anatomie) lever
    Synoniemen

    Werkwoord

    lever

    1. leveren
    Synoniemen
    • melever

    Zweeds

    Uitspraak
    • Geluid:  lever    (hulp, bestand)
    Woordafbreking
    • le·ver

    Werkwoord

    lever

    1. tegenwoordige tijd actief van leva
    levers enkelvoud meervoud
      onbepaald bepaald onbepaald bepaald
      nominatief     lever     levern     levrar     levrarna  
      genitief     levers     leverns     levrars     levrarnas  

    Zelfstandig naamwoord

    lever, g

    1. (anatomie) lever
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.