lek

Uitspraak

• Geluid:  lek    (hulp, bestand)
• IPA: / lɛk / (1 lettergreep)

Gelijkklinkende woorden

• Lek

Woordafbreking

• lek

Woordherkomst en -opbouw

• [A] van Middelnederlands lec ^{[1] [2]}
• [B] van Albanees lek, in de betekenis van ‘munteenheid van Albanië’ voor het eerst aangetroffen in 1946 ^[3]

Zelfstandig naamwoord

[A] het lek o

1. opening waardoor een vloeistof of een gas in of uit kan

   • een lek in de waterleiding 

Zelfstandig naamwoord

[A] de lek m

1. stroming van een vloeistof of een gas door een ongewenste kleine opening

   • Hij kreeg het gaatje niet dicht, zodat de lek bleef doorgaan. 

Bijvoeglijk naamwoord

[A] lek

1. vloeistof of gas doorlatend

   • een lekke band 

Werkwoord

[A] lek

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekken
   

   • Ik lek. 

2. gebiedende wijs van lekken
   

   • Lek! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekken
   

   • Lek je? 

Zelfstandig naamwoord

[B] de lek m

1. (financieel) munteenheid van Albanië

Gangbaarheid

• Het woord lek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lek" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Woordafbreking

• lek

Werkwoord

lek

1. tegenwoordige tijd van leke

Uitspraak

• IPA: /lɛk/

Woordafbreking

• lek

Zelfstandig naamwoord

lek

1. (valutanaam) lek, Albanese lek; munteenheid van Albanië

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

Woordafbreking

• lek

Werkwoord

lek

1. gebiedende wijs van leka