< miskijken
miskijken/vervoeging
miskíjken
vervoeging van de bedrijvende vorm van miskijken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | miskijken | te miskijken | ||||||
toekomend | zullen miskijken | te zullen miskijken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben miskeken | te hebben miskeken | ||||||
toekomend | miskeken zullen hebben | miskeken te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
miskijkend | miskeken | ev. miskijk | mv. verouderd miskijkt | miskijke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | miskijk | miskijkt | miskijkt | miskijkt | miskijkt | miskijken | miskijken | miskijken | |
verleden (o.v.t.) | miskeek | miskeek | miskeek | miskeek | miskeek | miskeken | miskeken | miskeken | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal miskijken | zult/zal miskijken | zult/zal miskijken | zult miskijken | zal miskijken | zullen miskijken | zullen miskijken | zullen miskijken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou miskijken | zou miskijken | zou(dt) miskijken | zoudt miskijken | zou miskijken | zouden miskijken | zouden miskijken | zouden miskijken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb miskeken | hebt miskeken | hebt/heeft miskeken | hebt miskeken | heeft miskeken | hebben miskeken | hebben miskeken | hebben miskeken | |
verleden (v.v.t.) | had miskeken | had miskeken | had miskeken | hadt miskeken | had miskeken | hadden miskeken | hadden miskeken | hadden miskeken | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal miskeken hebben | zal/zult miskeken hebben | zult/zal miskeken hebben | zult miskeken hebben | zal miskeken hebben | zullen miskeken hebben | zullen miskeken hebben | zullen miskeken hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou miskeken hebben | zou miskeken hebben | zou/zoudt miskeken hebben | zoudt miskeken hebben | zou miskeken hebben | zouden miskeken hebben | zouden miskeken hebben | zouden miskeken hebben |
mískijken
vervoeging van de bedrijvende vorm van miskijken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | miskijken | mis te kijken | ||||||||
toekomend | zullen miskijken mis zullen kijken |
te zullen miskijken mis te zullen kijken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben misgekeken | te hebben misgekeken | ||||||||
toekomend | misgekeken zullen hebben | misgekeken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
miskijkend | misgekeken | ev. kijk mis | mv. verouderd kijkt mis | kijke mis (bijzin) miskijke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kijk mis | kijkt mis | kijkt mis | kijkt mis | kijkt mis | kijken mis | kijken mis | kijken mis | |||
verleden (o.v.t.) | keek mis | keek mis | keek mis | keek mis | keek mis | keken mis | keken mis | keken mis | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal miskijken | zult/zal miskijken | zult/zal miskijken | zult miskijken | zal miskijken | zullen miskijken | zullen miskijken | zullen miskijken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou miskijken | zou miskijken | zou(dt) miskijken | zoudt miskijken | zou miskijken | zouden miskijken | zouden miskijken | zouden miskijken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | miskijk | miskijkt | miskijkt | miskijkt | miskijkt | miskijken | miskijken | miskijken | |||
verleden (o.v.t.) | miskeek | miskeek | miskeek | miskeek | miskeek | miskeken | miskeken | miskeken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal miskijken mis zal kijken |
zult/zal miskijken mis zult/zal kijken | zult/zal miskijken mis zult/zal kijken | zult miskijken mis zult kijken | zal miskijken mis zal kijken | zullen miskijken mis zullen kijken | zullen miskijken mis zullen kijken | zullen miskijken mis zullen kijken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou miskijken mis zou kijken |
zou miskijken mis zou kijken | zou(dt) miskijken mis zou(dt) kijken | zoudt miskijken mis zoudt kijken | zou miskijken mis zou kijken | zouden miskijken mis zouden kijken | zouden miskijken mis zouden kijken | zouden miskijken mis zouden kijken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb misgekeken | hebt misgekeken | hebt/heeft misgekeken | hebt misgekeken | heeft misgekeken | hebben misgekeken | hebben misgekeken | hebben misgekeken | |||
verleden (v.v.t.) | had misgekeken | had misgekeken | had misgekeken | hadt misgekeken | had misgekeken | hadden misgekeken | hadden misgekeken | hadden misgekeken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal misgekeken hebben | zal/zult misgekeken hebben | zult/zal misgekeken hebben | zult misgekeken hebben | zal misgekeken hebben | zullen misgekeken hebben | zullen misgekeken hebben | zullen misgekeken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou misgekeken hebben | zou misgekeken hebben | zou/zoudt misgekeken hebben | zoudt misgekeken hebben | zou misgekeken hebben | zouden misgekeken hebben | zouden misgekeken hebben | zouden misgekeken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm misgekeken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt misgekeken | er is misgekeken | |||||||||
verleden | er werd misgekeken | er was misgekeken | |||||||||
toekomend | er zal misgekeken worden | er zal misgekeken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou misgekeken worden | er zou misgekeken zijn | |||||||||
lijdende vorm misgekeken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | misgekeken worden | misgekeken te worden | ||||||||
toekomend | misgekeken zullen worden | misgekeken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | misgekeken zijn | misgekeken te zijn | ||||||||
toekomend | misgekeken zullen zijn | misgekeken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word misgekeken | wordt misgekeken | wordt misgekeken | wordt misgekeken | wordt misgekeken | worden misgekeken | worden misgekeken | worden misgekeken | |||
verleden (o.v.t.) | werd misgekeken | werd misgekeken | werd misgekeken | werdt misgekeken | werd misgekeken | werden misgekeken | werden misgekeken | werden misgekeken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal misgekeken worden | zult misgekeken worden | zult misgekeken worden | zult misgekeken worden | zal misgekeken worden | zullen misgekeken worden | zullen misgekeken worden | zullen misgekeken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou misgekeken worden | zou misgekeken worden | zou/zoudt misgekeken worden | zoudt misgekeken worden | zou misgekeken worden | zouden misgekeken worden | zouden misgekeken worden | zouden misgekeken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben misgekeken | bent misgekeken | bent/is misgekeken | zijt misgekeken | is misgekeken | zijn misgekeken | zijn misgekeken | zijn misgekeken | |||
verleden (v.v.t.) | was misgekeken | was misgekeken | was misgekeken | waart misgekeken | was misgekeken | waren misgekeken | waren misgekeken | waren misgekeken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal misgekeken zijn | zult misgekeken zijn | zult misgekeken zijn | zult misgekeken zijn | zal misgekeken zijn | zullen misgekeken zijn | zullen misgekeken zijn | zullen misgekeken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou misgekeken zijn | zou misgekeken zijn | zou/zoudt misgekeken zijn | zoudt misgekeken zijn | zou misgekeken zijn | zouden misgekeken zijn | zouden misgekeken zijn | zouden misgekeken zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.