nuntius

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  nuntius    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnʏn(t)siˌjʏs/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • nun·ti·us
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘pauselijk ambassadeur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1602 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord nuntius nuntiussen
nuntii
verkleinwoord nuntiusje nuntiusjes

Zelfstandig naamwoord

denuntiusm

  1. (religie) de pauselijke vertegenwoordiger
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord nuntius staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
45 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Latijn

Bijvoeglijk naamwoord

nūntius m

  1. berichtbrengend, verkondigend

Zelfstandig naamwoord

nūntius m

  1. bode
  2. bericht, boodschap
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.