< opklauteren
opklauteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opklauteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opklauteren | op te klauteren | ||||||
toekomend | zullen opklauteren op zullen klauteren |
te zullen opklauteren op te zullen klauteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn opgeklauterd | te zijn opgeklauterd | ||||||
toekomend | opgeklauterd zullen zijn | opgeklauterd te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
opklauterend | opgeklauterd | ev. klauter op | mv. verouderd klautert op | klautere op (bijzin) opklautere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | klauter op | klautert op | klautert op | klautert op | klautert op | klauteren op | klauteren op | klauteren op | |
verleden (o.v.t.) | klauterde op | klauterde op | klauterde op | klauterde op | klauterde op | klauterden op | klauterden op | klauterden op | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal opklauteren | zult/zal opklauteren | zult/zal opklauteren | zult opklauteren | zal opklauteren | zullen opklauteren | zullen opklauteren | zullen opklauteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opklauteren | zou opklauteren | zou(dt) opklauteren | zoudt opklauteren | zou opklauteren | zouden opklauteren | zouden opklauteren | zouden opklauteren | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | opklauter | opklautert | opklautert | opklautert | opklautert | opklauteren | opklauteren | opklauteren | |
verleden (o.v.t.) | opklauterde | opklauterde | opklauterde | opklauterde | opklauterde | opklauterden | opklauterden | opklauterden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal opklauteren op zal klauteren |
zult/zal opklauteren op zult/zal klauteren | zult/zal opklauteren op zult/zal klauteren | zult opklauteren op zult klauteren | zal opklauteren op zal klauteren | zullen opklauteren op zullen klauteren | zullen opklauteren op zullen klauteren | zullen opklauteren op zullen klauteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opklauteren op zou klauteren |
zou opklauteren op zou klauteren | zou(dt) opklauteren op zou(dt) klauteren | zoudt opklauteren op zoudt klauteren | zou opklauteren op zou klauteren | zouden opklauteren op zouden klauteren | zouden opklauteren op zouden klauteren | zouden opklauteren op zouden klauteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgeklauterd | bent opgeklauterd | bent/is opgeklauterd | zijt opgeklauterd | is opgeklauterd | zijn opgeklauterd | zijn opgeklauterd | zijn opgeklauterd | |
verleden (v.v.t.) | was opgeklauterd | was opgeklauterd | was opgeklauterd | waart opgeklauterd | was opgeklauterd | waren opgeklauterd | waren opgeklauterd | waren opgeklauterd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgeklauterd zijn | zal/zult opgeklauterd zijn | zult/zal opgeklauterd zijn | zult opgeklauterd zijn | zal opgeklauterd zijn | zullen opgeklauterd zijn | zullen opgeklauterd zijn | zullen opgeklauterd zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgeklauterd zijn | zou opgeklauterd zijn | zou/zoudt opgeklauterd zijn | zoudt opgeklauterd zijn | zou opgeklauterd zijn | zouden opgeklauterd zijn | zouden opgeklauterd zijn | zouden opgeklauterd zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.