< overkappen
overkappen/vervoeging
overkáppen
vervoeging van de bedrijvende vorm van overkappen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overkappen | te overkappen | ||||||||
toekomend | zullen overkappen | te zullen overkappen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overkapt | te hebben overkapt | ||||||||
toekomend | overkapt zullen hebben | overkapt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overkappend | overkapt | ev. overkap | mv. verouderd overkapt | overkappe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overkap | overkapt | overkapt | overkapt | overkapt | overkappen | overkappen | overkappen | |||
verleden (o.v.t.) | overkapte | overkapte | overkapte | overkapte | overkapte | overkapten | overkapten | overkapten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkappen | zult/zal overkappen | zult/zal overkappen | zult overkappen | zal overkappen | zullen overkappen | zullen overkappen | zullen overkappen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkappen | zou overkappen | zou(dt) overkappen | zoudt overkappen | zou overkappen | zouden overkappen | zouden overkappen | zouden overkappen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overkapt | hebt overkapt | hebt/heeft overkapt | hebt overkapt | heeft overkapt | hebben overkapt | hebben overkapt | hebben overkapt | |||
verleden (v.v.t.) | had overkapt | had overkapt | had overkapt | hadt overkapt | had overkapt | hadden overkapt | hadden overkapt | hadden overkapt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overkapt hebben | zal/zult overkapt hebben | zult/zal overkapt hebben | zult overkapt hebben | zal overkapt hebben | zullen overkapt hebben | zullen overkapt hebben | zullen overkapt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overkapt hebben | zou overkapt hebben | zou/zoudt overkapt hebben | zoudt overkapt hebben | zou overkapt hebben | zouden overkapt hebben | zouden overkapt hebben | zouden overkapt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overkapt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overkapt | er is overkapt | |||||||||
verleden | er werd overkapt | er was overkapt | |||||||||
toekomend | er zal overkapt worden | er zal overkapt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overkapt worden | er zou overkapt zijn | |||||||||
lijdende vorm overkapt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overkapt worden | overkapt te worden | ||||||||
toekomend | overkapt zullen worden | overkapt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overkapt zijn | overkapt te zijn | ||||||||
toekomend | overkapt zullen zijn | overkapt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overkapt | wordt overkapt | wordt overkapt | wordt overkapt | wordt overkapt | worden overkapt | worden overkapt | worden overkapt | |||
verleden (o.v.t.) | werd overkapt | werd overkapt | werd overkapt | werdt overkapt | werd overkapt | werden overkapt | werden overkapt | werden overkapt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkapt worden | zult overkapt worden | zult overkapt worden | zult overkapt worden | zal overkapt worden | zullen overkapt worden | zullen overkapt worden | zullen overkapt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkapt worden | zou overkapt worden | zou/zoudt overkapt worden | zoudt overkapt worden | zou overkapt worden | zouden overkapt worden | zouden overkapt worden | zouden overkapt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overkapt | bent overkapt | bent/is overkapt | zijt overkapt | is overkapt | zijn overkapt | zijn overkapt | zijn overkapt | |||
verleden (v.v.t.) | was overkapt | was overkapt | was overkapt | waart overkapt | was overkapt | waren overkapt | waren overkapt | waren overkapt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overkapt zijn | zult overkapt zijn | zult overkapt zijn | zult overkapt zijn | zal overkapt zijn | zullen overkapt zijn | zullen overkapt zijn | zullen overkapt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overkapt zijn | zou overkapt zijn | zou/zoudt overkapt zijn | zoudt overkapt zijn | zou overkapt zijn | zouden overkapt zijn | zouden overkapt zijn | zouden overkapt zijn |
óverkappen
vervoeging van de bedrijvende vorm van overkappen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overkappen | over te kappen | ||||||||
toekomend | zullen overkappen over zullen kappen |
te zullen overkappen over te zullen kappen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgekapd | te hebben overgekapd | ||||||||
toekomend | overgekapd zullen hebben | overgekapd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overkappend | overgekapd | ev. kap over | mv. verouderd kapt over | kappe over (bijzin) overkappe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kap over | kapt over | kapt over | kapt over | kapt over | kappen over | kappen over | kappen over | |||
verleden (o.v.t.) | kapde over | kapde over | kapde over | kapde over | kapde over | kapden over | kapden over | kapden over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkappen | zult/zal overkappen | zult/zal overkappen | zult overkappen | zal overkappen | zullen overkappen | zullen overkappen | zullen overkappen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkappen | zou overkappen | zou(dt) overkappen | zoudt overkappen | zou overkappen | zouden overkappen | zouden overkappen | zouden overkappen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | overkap | overkapt | overkapt | overkapt | overkapt | overkappen | overkappen | overkappen | |||
verleden (o.v.t.) | overkapde | overkapde | overkapde | overkapde | overkapde | overkapden | overkapden | overkapden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overkappen over zal kappen |
zult/zal overkappen over zult/zal kappen | zult/zal overkappen over zult/zal kappen | zult overkappen over zult kappen | zal overkappen over zal kappen | zullen overkappen over zullen kappen | zullen overkappen over zullen kappen | zullen overkappen over zullen kappen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overkappen over zou kappen |
zou overkappen over zou kappen | zou(dt) overkappen over zou(dt) kappen | zoudt overkappen over zoudt kappen | zou overkappen over zou kappen | zouden overkappen over zouden kappen | zouden overkappen over zouden kappen | zouden overkappen over zouden kappen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgekapd | hebt overgekapd | hebt/heeft overgekapd | hebt overgekapd | heeft overgekapd | hebben overgekapd | hebben overgekapd | hebben overgekapd | |||
verleden (v.v.t.) | had overgekapd | had overgekapd | had overgekapd | hadt overgekapd | had overgekapd | hadden overgekapd | hadden overgekapd | hadden overgekapd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgekapd hebben | zal/zult overgekapd hebben | zult/zal overgekapd hebben | zult overgekapd hebben | zal overgekapd hebben | zullen overgekapd hebben | zullen overgekapd hebben | zullen overgekapd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgekapd hebben | zou overgekapd hebben | zou/zoudt overgekapd hebben | zoudt overgekapd hebben | zou overgekapd hebben | zouden overgekapd hebben | zouden overgekapd hebben | zouden overgekapd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overgekapd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgekapd | er is overgekapd | |||||||||
verleden | er werd overgekapd | er was overgekapd | |||||||||
toekomend | er zal overgekapd worden | er zal overgekapd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgekapd worden | er zou overgekapd zijn | |||||||||
lijdende vorm overgekapd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgekapd worden | overgekapd te worden | ||||||||
toekomend | overgekapd zullen worden | overgekapd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgekapd zijn | overgekapd te zijn | ||||||||
toekomend | overgekapd zullen zijn | overgekapd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgekapd | wordt overgekapd | wordt overgekapd | wordt overgekapd | wordt overgekapd | worden overgekapd | worden overgekapd | worden overgekapd | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgekapd | werd overgekapd | werd overgekapd | werdt overgekapd | werd overgekapd | werden overgekapd | werden overgekapd | werden overgekapd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgekapd worden | zult overgekapd worden | zult overgekapd worden | zult overgekapd worden | zal overgekapd worden | zullen overgekapd worden | zullen overgekapd worden | zullen overgekapd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgekapd worden | zou overgekapd worden | zou/zoudt overgekapd worden | zoudt overgekapd worden | zou overgekapd worden | zouden overgekapd worden | zouden overgekapd worden | zouden overgekapd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgekapd | bent overgekapd | bent/is overgekapd | zijt overgekapd | is overgekapd | zijn overgekapd | zijn overgekapd | zijn overgekapd | |||
verleden (v.v.t.) | was overgekapd | was overgekapd | was overgekapd | waart overgekapd | was overgekapd | waren overgekapd | waren overgekapd | waren overgekapd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgekapd zijn | zult overgekapd zijn | zult overgekapd zijn | zult overgekapd zijn | zal overgekapd zijn | zullen overgekapd zijn | zullen overgekapd zijn | zullen overgekapd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgekapd zijn | zou overgekapd zijn | zou/zoudt overgekapd zijn | zoudt overgekapd zijn | zou overgekapd zijn | zouden overgekapd zijn | zouden overgekapd zijn | zouden overgekapd zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.