< overschieten
overschieten/vervoeging
óverschieten
vervoeging van de bedrijvende vorm van overschieten | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overschieten | over te schieten | ||||||
toekomend | zullen overschieten over zullen schieten |
te zullen overschieten over te zullen schieten | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overgeschoten | te hebben overgeschoten | ||||||
toekomend | overgeschoten zullen hebben | overgeschoten te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
overschietend | overgeschoten | ev. schiet over | mv. verouderd schiet over | schiete over (bijzin) overschiete | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | schiet over | schiet over | schiet over | schiet over | schiet over | schieten over | schieten over | schieten over | |
verleden (o.v.t.) | schoot over | schoot over | schoot over | schoot over | schoot over | schoten over | schoten over | schoten over | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overschieten | zult/zal overschieten | zult/zal overschieten | zult overschieten | zal overschieten | zullen overschieten | zullen overschieten | zullen overschieten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overschieten | zou overschieten | zou(dt) overschieten | zoudt overschieten | zou overschieten | zouden overschieten | zouden overschieten | zouden overschieten | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | overschiet | overschiet | overschiet | overschiet | overschiet | overschieten | overschieten | overschieten | |
verleden (o.v.t.) | overschoot | overschoot | overschoot | overschoot | overschoot | overschoten | overschoten | overschoten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal overschieten over zal schieten |
zult/zal overschieten over zult/zal schieten | zult/zal overschieten over zult/zal schieten | zult overschieten over zult schieten | zal overschieten over zal schieten | zullen overschieten over zullen schieten | zullen overschieten over zullen schieten | zullen overschieten over zullen schieten | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overschieten over zou schieten |
zou overschieten over zou schieten | zou(dt) overschieten over zou(dt) schieten | zoudt overschieten over zoudt schieten | zou overschieten over zou schieten | zouden overschieten over zouden schieten | zouden overschieten over zouden schieten | zouden overschieten over zouden schieten | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overgeschoten | hebt overgeschoten | hebt/heeft overgeschoten | hebt overgeschoten | heeft overgeschoten | hebben overgeschoten | hebben overgeschoten | hebben overgeschoten | |
verleden (v.v.t.) | had overgeschoten | had overgeschoten | had overgeschoten | hadt overgeschoten | had overgeschoten | hadden overgeschoten | hadden overgeschoten | hadden overgeschoten | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgeschoten hebben | zal/zult overgeschoten hebben | zult/zal overgeschoten hebben | zult overgeschoten hebben | zal overgeschoten hebben | zullen overgeschoten hebben | zullen overgeschoten hebben | zullen overgeschoten hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgeschoten hebben | zou overgeschoten hebben | zou/zoudt overgeschoten hebben | zoudt overgeschoten hebben | zou overgeschoten hebben | zouden overgeschoten hebben | zouden overgeschoten hebben | zouden overgeschoten hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm overgeschoten worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt overgeschoten | er is overgeschoten | |||||||
verleden | er werd overgeschoten | er was overgeschoten | |||||||
toekomend | er zal overgeschoten worden | er zal overgeschoten zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou overgeschoten worden | er zou overgeschoten zijn |
overschíéten
vervoeging van de bedrijvende vorm van overschieten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overschieten | te overschieten | ||||||||
toekomend | zullen overschieten | te zullen overschieten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben overschoten | te hebben overschoten | ||||||||
toekomend | overschoten zullen hebben | overschoten te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overschietend | overschoten | ev. overschiet | mv. verouderd overschiet | overschiete | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overschiet | overschiet | overschiet | overschiet | overschiet | overschieten | overschieten | overschieten | |||
verleden (o.v.t.) | overschoot | overschoot | overschoot | overschoot | overschoot | overschoten | overschoten | overschoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overschieten | zult/zal overschieten | zult/zal overschieten | zult overschieten | zal overschieten | zullen overschieten | zullen overschieten | zullen overschieten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overschieten | zou overschieten | zou(dt) overschieten | zoudt overschieten | zou overschieten | zouden overschieten | zouden overschieten | zouden overschieten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb overschoten | hebt overschoten | hebt/heeft overschoten | hebt overschoten | heeft overschoten | hebben overschoten | hebben overschoten | hebben overschoten | |||
verleden (v.v.t.) | had overschoten | had overschoten | had overschoten | hadt overschoten | had overschoten | hadden overschoten | hadden overschoten | hadden overschoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overschoten hebben | zal/zult overschoten hebben | zult/zal overschoten hebben | zult overschoten hebben | zal overschoten hebben | zullen overschoten hebben | zullen overschoten hebben | zullen overschoten hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overschoten hebben | zou overschoten hebben | zou/zoudt overschoten hebben | zoudt overschoten hebben | zou overschoten hebben | zouden overschoten hebben | zouden overschoten hebben | zouden overschoten hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overschoten worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overschoten | er is overschoten | |||||||||
verleden | er werd overschoten | er was overschoten | |||||||||
toekomend | er zal overschoten worden | er zal overschoten zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overschoten worden | er zou overschoten zijn | |||||||||
lijdende vorm overschoten worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overschoten worden | overschoten te worden | ||||||||
toekomend | overschoten zullen worden | overschoten te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overschoten zijn | overschoten te zijn | ||||||||
toekomend | overschoten zullen zijn | overschoten te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overschoten | wordt overschoten | wordt overschoten | wordt overschoten | wordt overschoten | worden overschoten | worden overschoten | worden overschoten | |||
verleden (o.v.t.) | werd overschoten | werd overschoten | werd overschoten | werdt overschoten | werd overschoten | werden overschoten | werden overschoten | werden overschoten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overschoten worden | zult overschoten worden | zult overschoten worden | zult overschoten worden | zal overschoten worden | zullen overschoten worden | zullen overschoten worden | zullen overschoten worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overschoten worden | zou overschoten worden | zou/zoudt overschoten worden | zoudt overschoten worden | zou overschoten worden | zouden overschoten worden | zouden overschoten worden | zouden overschoten worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overschoten | bent overschoten | bent/is overschoten | zijt overschoten | is overschoten | zijn overschoten | zijn overschoten | zijn overschoten | |||
verleden (v.v.t.) | was overschoten | was overschoten | was overschoten | waart overschoten | was overschoten | waren overschoten | waren overschoten | waren overschoten | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overschoten zijn | zult overschoten zijn | zult overschoten zijn | zult overschoten zijn | zal overschoten zijn | zullen overschoten zijn | zullen overschoten zijn | zullen overschoten zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overschoten zijn | zou overschoten zijn | zou/zoudt overschoten zijn | zoudt overschoten zijn | zou overschoten zijn | zouden overschoten zijn | zouden overschoten zijn | zouden overschoten zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.