paasdag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  paasdag    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • paas·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paasdag paasdagen
verkleinwoord paasdagje paasdagjes

Zelfstandig naamwoord

depaasdagm

  1. (religie) een van de twee dagen van het paasfeest, paaszondag of paasmaandag
    • De tweede paasdag is een officiële vrije dag. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord paasdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.