pakt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pakt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pakt

Werkwoord

vervoeging van
pakken

pakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pakken
    • Jij pakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pakken
    • Hij pakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pakken
    • Pakt! 

Gangbaarheid

  • Het woord pakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Pools

Uitspraak
  • IPA: /pakt/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Latijnse pactum

Zelfstandig naamwoord

pakt m

  1. pact
Afgeleide begrippen
  • paktować imperfectief

Meer informatie


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /pakt/
Woordafbreking
  • pakt
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Latijnse pactum

Zelfstandig naamwoord

pakt monbezield

  1. pact
    «Pakt Ribbentrop-Molotov oficiálně stvrdil spolupráci mezi nacistickým Německem a Sovětským svazem.»
    Het Molotov-Ribbentroppact bevestigde officieel de samenwerking tussen Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie.
Verbuiging
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • paktovat se
Verwante begrippen
  • smlouva v

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.