parttimen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van parttimen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		parttimen			te parttimen
onvoltooid	toekomend		zullen parttimen			te zullen parttimen
voltooid	tegenwoordig		geparttimed			te geparttimed
voltooid	toekomend		geparttimed zullen			geparttimed te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	parttimend		geparttimed			ev. parttime	mv. verouderd parttimet	parttime
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	parttime	parttimet	parttimet	parttimet	parttimet	parttimen	parttimen	parttimen
verleden (o.v.t.)	parttimede	parttimede	parttimede	parttimede	parttimede	parttimeden	parttimeden	parttimeden
toekomend (o.t.t.t.)	zal parttimen	zult/zal parttimen	zult/zal parttimen	zult parttimen	zal parttimen	zullen parttimen	zullen parttimen	zullen parttimen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou parttimen	zou parttimen	zou(dt) parttimen	zoudt parttimen	zou parttimen	zouden parttimen	zouden parttimen	zouden parttimen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.