polis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  polis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpo.lɪs/
Woordafbreking
  • po·lis
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] Uit Frans police “verzekeringspolis, -bewijs” (uit Italiaans polizza “certificaat, attestatie”), voor het eerst aangetroffen in 1563. [1] [2]
  • [2] Wetenschappelijke ontlening uit Oudgrieks πόλις, in de betekenis van ‘stad’ voor het eerst aangetroffen in 1976. [1] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord polis polissen
verkleinwoord polisje polisjes

Zelfstandig naamwoord

depolisv/m [4]

  1. schriftelijke vastlegging van een overeenkomst
  2. (wetenschap) (geschiedenis) (Griekse) stad
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord polis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Bijvoeglijk naamwoord

polis

  1. mannelijk meervoud van poli

Indonesisch

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /polɪs/
Woordafbreking
  • po·lis
Woordherkomst en -opbouw
  • Uit Nederlands polis, dit is een van de Indonesische woorden van Nederlandse oorsprong.

Zelfstandig naamwoord

polis

  1. verzekeringspolis, -bewijs

Maleis

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /po.ˈlis/
Woordafbreking
  • po·lis
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

polis

  1. (overheidsdienst) politie

Papiaments

Zelfstandig naamwoord

polis

  1. (overheidsdienst) politie

Turks

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /po.ˈlis/
Woordafbreking
  • po·lis
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

polis

  1. (overheidsdienst) politie
  2. politieagent

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  polis    (hulp, bestand)
  • IPA: / pʊˈliːs /, / pɔˈliːs /
Woordafbreking
  • po·lis
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] Sinds 1785, afkomstig van het Franse police “ordedienst, politie”, zie ook Latijn politia. Verwant aan o.a. politik, metropol, policy en politruk
  • [2] Sinds 1662, afkomstig van het Franse police “verzekeringspolis, -bewijs” (uit Italiaans polizza “certificaat, attestatie”).
Naar frequentie 744
polis enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     polis     polisen     poliser     poliserna  
  genitief     polis     polisens     polisers     polisernas  

.

Zelfstandig naamwoord

polis, g

  1. politie (overheidsdienst)
  2. polis, verzekeringspolis
Synoniemen
  • [1]: ordningsmakt
  • [2]: försäkringsbrev
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: förbjuden av polisen
volgens de politieverordening verboden
  • [1]: hemlig polis
geheime politie
  • [1]: kvinnlig polis

Zelfstandig naamwoord

polis

  1. genitief onbepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van polis

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.