recepis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  recepis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • re·ce·pis
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn
enkelvoud meervoud
naamwoord recepis
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

recepis o / v [1]

  1. (handel) schriftelijk bewijs dat men iets ontvangen heeft
  2. (financieel) een voorlopig stuk dat soms bij een emissie van aandelen of obligaties (en dergelijke) wordt afgegeven als op de stortingsdatum de definitieve stukken nog niet beschikbaar zijn
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'recepis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
18 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /rɛtsɛpɪs/
Woordafbreking
  • re·ce·pis
Woordherkomst en -opbouw
  • Uit het Latijn

Zelfstandig naamwoord

recepis monbezield

  1. (verouderd) recepis; schriftelijk bewijs dat men iets ontvangen heeft
  2. (verouderd)(medisch) recept; een doktersvoorschrift voor (de bereiding van) een geneesmiddel
Verbuiging
Schrijfwijzen
  • Oude schrijfwijze: recepiss monbezield
Synoniemen
  1. doručenka v
  2. recept monbezield
Afgeleide begrippen
  • recepisek monbezield
Typische woordcombinaties
  • zpáteční recepis monbezield
Verwante begrippen
  • kapsa

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.