ribonucleïnezuur

Nederlands

Uitspraak

Geluid: ribonucleïnezuur (hulp, bestand)

Woordafbreking

ri·bo·nu·cle·i·ne·zuur

Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van ribonucleïne en zuur

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	ribonucleïnezuur	ribonucleïnezuren
verkleinwoord	ribonucleïnezuurtje	ribonucleïnezuurtjes

Zelfstandig naamwoord

het ribonucleïnezuur o

(biochemie) ribose bevattend nucleïnezuur, één van drie macromoleculen die essentieel zijn voor alle bekende levensvormen

Synoniemen

RNA

Verwante begrippen

DNA, proteïne

Vertalingen

1.

Albanees: aRN ^(sq)
Arabisch: حمض ريبي نووي ^(ar)
Aragonees: acido ribonucleico ^(an)
Armeens: ՌՆԹ ^(hy)
Asturisch: aRN ^(ast)
Azeri: ribonuklein turşusu ^(az)
Baskisch: azido erribonukleiko ^(eu)
Bengaals: আরএনএ ^(bn)
Bosnisch: ribonukleinska kiselina ^(bs)
Bretons: trenkenn ribonukleek ^(br)
Bulgaars: РНК ^(bg)
Catalaans: Àcid ribonucleic ^(ca)
Chinees: 核糖核酸 ^(zh)
Deens: rNA ^(da)
Duits: Ribonukleinsäure ^(de)
Engels: rNA ^(en)
Esperanto: rNA ^(eo)
Estisch: ribonukleiinhape ^(et)
Faeröers: rNA ^(fo)
Fins: rNA ^(fi)
Frans: acide ribonucléique ^(fr)
Galicisch: Ácido ribonucleico ^(gl)
Georgisch: რიბონუკლეინის მჟავა ^(ka)
Grieks: RNA ^(el)
Haïtiaans Creools: asid ribonikleyik
Hebreeuws: RNA ^(he)
Hindi: राइबोज़ न्यूक्लिक अम्ल ^(hi)
Hongaars: ribonukleinsav ^(hu)
IJslands: ríbósakjarnsýra ^(is)
Indonesisch: asam ribonukleat ^(id)
Interlingua: acido ribonucleic ^(ia)
Italiaans: rNA ^(it)
Japans: リボ核酸 ^(ja)
Javaans: rNA ^(jv)
Kazachs: Рибонуклеин қышқылы ^(kk)
Kirgizisch: Рибонуклеин кислоталары ^(ky)

Koerdisch: rNA ^(ku)
Koreaans: rNA ^(ko)
Kroatisch: ribonukleinska kiselina ^(hr)
Latijn: acidum ribonucleicum ^(la)
Lets: ribonukleīnskābe ^(lv)
Litouws: ribonukleino rūgštis ^(lt)
Luxemburgs: ribonukleinsaier ^(lb)
Macedonisch: РНК ^(mk)
Malayalam: ആർ.എൻ.എ. ^(ml)
Mongools: РНХ ^(mn)
Noors: rNA ^(no)
Nynorsk: ribonukleinsyre ⁽ⁿⁿ⁾
Occitaans: acid ribonucleïc ^(oc)
Oekraïens: РНК ^(uk)
Perzisch: آران‌ای ^(fa)
Pools: kwasy rybonukleinowe ^(pl)
Portugees: Ácido ribonucleico ^(pt)
Roemeens: acid ribonucleic ^(ro)
Russisch: Рибонуклеиновая кислота ^(ru)
Servisch: Рибонуклеинска киселина ^(sr)
Siciliaans: rNA ^(scn)
Singalees: ආර්.එන්.ඒ ^(si)
Sloveens: ribonukleinska kislina ^(sl)
Slowaaks: ribonukleová kyselina ^(sk)
Somalisch: rNA ^(so)
Spaans: Ácido ribonucleico ^(es)
Tamil: ரைபோ கருவமிலம் ^(ta)
Thai: อาร์เอ็นเอ ^(th)
Tsjechisch: rNA ^(cs)
Turks: rNA ^(tr)
Urdu: رائبو مرکزی ترشہ ^(ur)
Venetiaans: rNA
Vietnamees: aRN ^(vi)
Wit-Russisch: Рыбануклеінавыя кіслоты ^(be)
Yoruba: ribonúkléù kíkan ^(yo)
Zweeds: ribonukleinsyra ^(sv)

Gangbaarheid

Het woord ribonucleïnezuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ribonucleïnezuur" herkend door:

67 %	van de Nederlanders;
82 %	van de Vlamingen.^[1]

Meer informatie

Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.