rub

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  rub (VS)    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
rub rubs

Zelfstandig naamwoord

rub

  1. massage
  2. wrijving
vervoeging
onbepaalde wijs to  rub 
he/she/it  rubs 
verleden tijd  rubbed 
voltooid
deelwoord
 rubbed 
onvoltooid
deelwoord
 rubbing 
gebiedende wijs  rub 

Werkwoord

rub

  1. onovergankelijk schuren, wrijven
  2. overgankelijk schuren/wrijven over
  3. overgankelijk besmeren
  4. overgankelijk belemmeren, beletten, verhinderen
Vaste voorzetsels
  • rub along, rub off, rub out, rub up

Nedersorbisch

Werkwoord

rub

  1. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van rubaś
Synoniemen
  • rubaj

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /rʊp/
Woordafbreking
  • rub
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *rǫbъ

Zelfstandig naamwoord

rub monbezield

  1. rug; achterkant, binnenkant
Verbuiging
Gelijkklinkende woorden
  • rup
Synoniemen
Antoniemen
  • líc
  • avers / averz monbezield
Afgeleide begrippen
  • rubový
Verwante begrippen
  • naruby
  • rubat

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.