schaduw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schaduw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxadyw/ (2 lettergrepen); /ˈsxaː.dyu̯/
Woordafbreking
  • scha·duw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘silhouet, schim’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1300 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord schaduw schaduwen
verkleinwoord schaduwtje schaduwtjes

Zelfstandig naamwoord

deschaduwv/m

  1. slechts door indirect zonlicht beschenen oppervlak
    • Ik sta in de schaduw van de boom. 
     Paraplu? Ja dat vond ik zelf eerst ook raar, maar dankzij de schaduw van mijn paraplu ging mijn lichaamstemperatuur aanzienlijk omlaag.[2]
  2. donkere vorm op muur, schildering of grond
  3. (psychologie) bepaald archetype in de jungiaanse psychologie, een onbewust aspect van de persoonlijkheid
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • In de schaduw zitten
Gevangen zitten
  • Over zijn eigen schaduw heen stappen
Een moeilijke beslissing nemen waarmee meestal niet zozeer het eigenbelang, maar een hoger belang is gediend
  • Waar veel licht is, is veel schaduw/valt ook een diepe schaduw.
Wie in welstand heeft, moet die ook zien te behouden (of wordt daarom benijd)
  • Geen licht/zon zonder schaduw
Aan alles zit ook een minder aangename kant
  • Tegen zijn eigen schaduw vechten
Vechten tegen een denkbeeldige tegenstander
  • Niet in iemands schaduw kunnen staan
Zich in geen opzicht met iemand anders kunnen meten
  • Hoge bomen geven meer schaduw dan vruchten.
Wie de meeste drukte maakt, voert weinig concreets uit
  • Een gevelde boom geeft geen schaduw meer.
Als je iets kostbaars eenmaal kwijt bent, heb je er niets meer aan (dus wees er voorzichtig mee)
  • Die tegen een goede boom leunt, heeft goede schaduw.
Je bent goed af als je invloedrijke vrienden hebt.
  • In de schaduw stellen
het beter doen dan een ander, iemand overtreffen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
schaduwen

schaduw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaduwen
    • Ik schaduw. 
  2. gebiedende wijs van schaduwen
    • Schaduw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaduwen
    • Schaduw je? 

Gangbaarheid

  • Het woord schaduw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.