scharluin

Nederlands

Woordafbreking
  • schar·luin
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Nederduitse scharlun, verdere etymologie onduidelijk; mogelijk een verbasterde vorm van schalonje. [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord scharluin scharluinen
verkleinwoord scharluintje scharluintjes

Zelfstandig naamwoord

hetscharluino

  1. (verouderd) landloper
  2. (verouderd), (pejoratief) iemand die niet deugt
     Mijn ergernis in dezen was Brocca niet ontgaan en met zijn flemende informatie trachtte hij daar wat zalf tegen te strijken, de scharluin.[3]
  3. (verouderd) nar
  4. (verouderd), (bloemplanten) sjalot
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'scharluin' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.