schildklier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schildklier    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxɪltklir/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /sχɪɫtkliːr/
    • (Vlaanderen, Brabant): /sxɪɫtkliːr/
    • (Limburg): /sxɪldkliːr/
Woordafbreking
  • schild·klier
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klier die tegen het schildvormige kaakbeen ligt’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • samenstelling van  schild  en  klier 
enkelvoud meervoud
naamwoord schildklier schildklieren
verkleinwoord (schildkliertje) (schildkliertjes)

Zelfstandig naamwoord

deschildklierv/m

  1. (anatomie) een (endocriene) klier gelegen aan de voorzijde van de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aan
    • Onder invloed van TSH maakt de schildklier schildklierhormoon aan. 
Synoniemen
Verwante begrippen
  • TRH, TSH, tri-joodthyronine, thyronine
Afgeleide begrippen
  • schildklierfunctie, schildklierhormoon
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schildklier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.