smeer

Uitspraak

• Geluid:  smeer    (hulp, bestand)
• IPA: / smer / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• smeer

Woordherkomst en -opbouw

• erfwoord via Middelnederlands smeer /smere van Oudnederlands smero, in de betekenis van ‘vet’ voor het eerst aangetroffen in 901 ^{[1] [2]}

Zelfstandig naamwoord

smeer m / o ^{[3] [4] [5]}

1. (techniek) vet (om iets te smeren)
2. vettig vuil
3. (verouderd) (voeding) dierlijk vet

Werkwoord

smeer

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smeren
   

   • Ik smeer. 

2. gebiedende wijs van smeren
   

   • Smeer! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smeren
   

   • Smeer je? 

Gangbaarheid

• Het woord smeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smeer" herkend door:

Verwijzingen