snijder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  snijder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • snij·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snijder snijders
verkleinwoord snijdertje snijdertjes

Zelfstandig naamwoord

desnijderm

  1. iets dat of iemand die snijdt
  2. (beroep) kleermaker, tailleur, coupeur
Hyponiemen
  • acetyleensnijder
  • afsnijder
  • antieksnijder
  • beeldsnijder
  • bekkensnijder
  • besnijder
  • beurzensnijder
  • bietensnijder
  • biezensnijder
  • biggensnijder
  • bladsnijder
  • boardsnijder
  • bontsnijder
  • boutensnijder
  • briljantsnijder
  • deegsnijder
  • diamantsnijder
  • donutsnijder
  • driesnijder
  • eiersnijder
  • eisnijder
  • figuursnijder
  • fineersnijder
  • gemmensnijder
Afgeleide begrippen
  • snijdersambacht, snijdersbak, snijderssnoek, snijdersstok, snijderstafel
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord snijder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.