spitsboef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spitsboef    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈspɪtsbuf/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • spits·boef
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘grote schelm’ voor het eerst aangetroffen in 1787 [1]
  • samenstelling van  spits bn  en  boef zn  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spitsboef spitsboeven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

despitsboefm [3]

  1. een sluwe boef
    • Maar wanneer een spitsboef als Sam Klepper een ereronde door de stad krijgt, mag iedereen die Danny Tomson lief had voor mijn part De Kuip een uurtje claimen. [4] 
  2. kwajongen, een grote schelm
    • ‘Ooit zal uw reportage tegen mij worden gebruikt, Martin. De beelden van mijn landhuisje zullen de fiscus irriteren. In Terzake en aanverwante programma's zullen ze worden opgevist om te insinueren wat voor een poenpakker, oplichter en spitsboef ik eigenlijk wel ben. Maar het kan mij niet schelen. Weet je waarom? Omdat ik niet wil wijken voor kleingeestige sentimenten als afgunst en leedvermaak.' [5] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spitsboef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.