stammen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stammen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- stam·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stammen |
stamde |
gestamd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
stammen [2]
- Afkomstig zijn (van of uit)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Zelfstandig naamwoord
de stammen mv
Gangbaarheid
- Het woord stammen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stammen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ stammen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Woordafbreking
- stam·men
Zelfstandig naamwoord
stammen, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stamme
Noors
Woordafbreking
- stam·men
Naar frequentie | 7537 |
---|
Zelfstandig naamwoord
stammen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stam
Zelfstandig naamwoord
stammen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stamme
Nynorsk
Woordafbreking
- stam·men
Zelfstandig naamwoord
stammen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stam
Zelfstandig naamwoord
stammen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stamme
Schrijfwijzen
- stamma, v
Zweeds
Woordafbreking
- stam·men
Zelfstandig naamwoord
stammen, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van stam
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.