tvar

Slowaaks

Uitspraak
  • IPA: /tvar/

Zelfstandig naamwoord

tvar m

  1. vorm; ruimtelijke begrenzing van een voorwerp
  2. (taalkunde) vorm
Synoniemen
  1. forma v, podoba v
Afgeleide begrippen
  • tvarový
Verwante begrippen
  • tvár
  • tvarovo (bw.)
  • tvoriť
  • vytvárať

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /tvar/
  • Geluid:  tvar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tvar
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het zelfstandige naamwoord tvář of het werkwoord vytvářet

Zelfstandig naamwoord

tvar monbezield

  1. vorm; ruimtelijke begrenzing van een voorwerp
    «Záhon měl tvar hvězdice.»
    De bloembak had de vorm van een ster.
  2. (taalkunde) vorm
    «Tvary sloves se tvoří jednak čistě morfologicky (prosté tvary), jednak využitím pomocných sloves.»
    De vormen van werkwoorden worden enerzijds puur morfologisch (eenvoudige vormen) gevormd, anderzijds met het gebruik van hulpwerkwoorden.
Verbuiging
Synoniemen
  1. forma v, podoba v, formát monbezield, tvářnost v, vzhled monbezield
  2. forma v, podoba v
Afgeleide begrippen
  • beztvarý
  • mezitvar monbezield
  • novotvar monbezield
  • patvar monbezield
  • plnotvar monbezield
  • polotvar monbezield
  • pratvar monbezield
  • prvotvar monbezield
  • různotvar monbezield
  • soutvarý
  • tvarový
Typische woordcombinaties
  • kanonický tvar monbezield
Verwante begrippen
Anagrammen

Verwijzingen

    Meer informatie

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.