uitzet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitzet    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈœytsɛt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • uit·zet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzet uitzetten
verkleinwoord uitzetje uitzetjes

Zelfstandig naamwoord

deuitzetm

  1. complete uitrusting van kleren, linnengoed, borden, etc. van een bruid of bruidspaar
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
uitzetten

uitzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzetten
    • ... dat ik uitzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzetten
    • ... dat jij uitzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitzetten
    • ... dat hij uitzet. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitzet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.