vacuüm

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vacuüm    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvakywˌʏm/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • va·cu·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘luchtledig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1627 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vacuüm vacuüms
vacua
verkleinwoord vacuümpje vacuümpjes

Zelfstandig naamwoord

hetvacuümo

  1. (natuurkunde) een materievrije ruimte
  2. iets dat als een gemis wordt ervaren b.v. een machtsvacuüm
Synoniemen
  • [1] luchtledige ruimte
Hyponiemen
  • [2] beleidsvacuüm, geluidsvacuüm, gezagsvacuüm, intimiteitsvacuüm, machtsvacuüm, rechtsvacuüm, veiligheidsvacuüm, voorvacuüm
Afgeleide begrippen
  • vacuümafsluiter
  • vacuümapparaat
  • vacuümbeton
  • vacuümbuis
  • vacuümdroger
  • vacuümdroogoven
  • vacuümdruk
  • vacuümenergie
  • vacuümextractie
  • vacuümextractor
  • vacuümfilter
  • vacuümfles
  • vacuümglas
  • vacuümkamer
  • vacuümketel
  • vacuümkoppeling
  • vacuümkraan
  • vacuümlamp
  • vacuümmeter
  • vacuümpakket
  • vacuümpan
  • vacuümpomp
  • vacuümregelaar
  • vacuümrem
  • vacuümskin
  • vacuümslang
  • vacuümsluiting
  • vacuümsmelten
  • vacuümsysteem
  • vacuümtank
Vertalingen
stellend
onverbogen vacuüm
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

vacuüm [3]

  1. luchtledig

Gangbaarheid

  • Het woord vacuüm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.