vit
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vitten |
vit
Gangbaarheid
- Het woord vit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vit" herkend door:
49 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Faeröers
Uitspraak
- IPA: /viːt/
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | eg | vit |
accusatief | meg | okkum |
genitief | mín | okkara |
datief | mær | okkum |
Persoonlijk voornaamwoord
vit
- wij (nominatief van de eerste persoon meervoud)
Lets
Woordherkomst en -opbouw
Tussenwerpsel
vit
- twiet, het geluid van een zwaluw
Synoniemen
Zweeds
Uitspraak
- Geluid: vit (hulp, bestand)
Woordafbreking
- vit
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
vit | vitare | vitast |
Bijvoeglijk naamwoord
vit
Antoniemen
Afgeleide begrippen
- vitfärgad, vitaktig, vitlök
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.