voogd

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  voogd    (hulp, bestand)
  • IPA: /voːxt/
Woordafbreking
  • voogd
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vertegenwoordiger van niet-rechtsbevoegde personen’ voor het eerst aangetroffen in 1237.[1]
  • Middelnederlands vōghet, voocht ‘beschermer, bewindvoerder, heerser’, leenwoord uit middeleeuws Latijn vocātus ‘gevolmachtigde, afgevaardigde, beheerder’, door procope van klassiek advocātus;[2] verder zie advocaat. Evenzo ontleend zijn Nederduits Vaagt, Duits Vogt ‘bestuurder, ambtenaar’ en Fries fâd, foud.
enkelvoud meervoud
naamwoord voogd voogden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

devoogdm

  1. (juridisch) een door de ouder of de rechter benoemde persoon die zorgt voor de belangen van een minderjarige of een verlengd minderjarige, zijn vermogen beheert en hem vertegenwoordigt in rechtszaken.
  2. (meest in samenstellingen) bestuurder in naam van een ander of een instelling
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord voogd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.