persoonsvorm

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  persoonsvorm    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɛrˈsoːnsˌfɔrm/
Woordafbreking
  • per·soons·vorm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord persoonsvorm persoonsvormen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

depersoonsvormv/m

  1. (grammatica) vervoegde werkwoordsvorm die in persoon en getal (enkelvoud vs. meervoud) met het onderwerp overeenstemt en in een andere tijd kan worden overgebracht.
Synoniemen
  • finiet werkwoord, verbum finitum
Antoniemen
  • infiniet werkwoord, verbum infinitum
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord persoonsvorm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.