vrijer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: vrijer (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvrɛijər / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- vrij·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijer | vrijers |
verkleinwoord | vrijertje | vrijertjes |
Zelfstandig naamwoord
de vrijer m
- (verouderd) aanbidder, (jonge)man die een vrouw het hof maakt of om haar hand vraagt
- (informeel) vriend, geliefde
Hyponiemen
- kermisvrijer, medevrijer, pisvrijer, strontvrijer
Afgeleide begrippen
- vrijerpartij, vrijerschap, vrijerspad, vrijersvoeten
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van vrijster
Vertalingen
Bijvoeglijk naamwoord
vrijer
Gangbaarheid
- Het woord vrijer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vrijer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ vrijer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.