vrijer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vrijer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvrɛijər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vrij·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijer vrijers
verkleinwoord vrijertje vrijertjes

Zelfstandig naamwoord

devrijerm

  1. (verouderd) aanbidder, (jonge)man die een vrouw het hof maakt of om haar hand vraagt
  2. (informeel) vriend, geliefde
Hyponiemen
  • kermisvrijer, medevrijer, pisvrijer, strontvrijer
Afgeleide begrippen
  • vrijerpartij, vrijerschap, vrijerspad, vrijersvoeten
Verwante begrippen
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

vrijer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van vrij
     Na een aantal maanden zoeken maakte ik dan een keuze die vaak op een oecumenische kerk viel, aangezien deze vrijer van dogma’s is.[3]

Gangbaarheid

  • Het woord vrijer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. vrijer op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.