zich

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zich    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɪx/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • zich
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
verplicht keuze verplicht keuze
1e persoon mij
me
mijzelf
mezelf
onsonszelf
2e persoon
(informeel)
jejezelfjejezelf
2e persoon
(formeel)
zichzichzelfzichzichzelf
2e persoon
(regionaal)
uuzelfuuzelf
3e persoon
zichzichzelfzichzichzelf

Wederkerend voornaamwoord

zich

  1. derde persoon enkelvoud en meervoud
    • Hij wast zich onder de douche. 
     Zelfs zij waren zich rot geschrokken van de klap, en beseften dat het nu menens was.[2]
  2. tweede persoon (formeel) uzelf
    • U kunt zich daar wassen en omkleden. 
  3. ~ iets geeft een onbedoeld resultaat aan bij vele (ook onovergankelijke) werkwoorden
    • Hij lachte zich een bult. 
    • Hij viel zich een ongeluk. 
Opmerkingen
  • Deze vorm wordt gebruikt als de reflexiviteit verplicht is, dat wil zeggen dat het werkwoord alleen als wederkerend gebruikt kan worden. Ook optioneel wederkerende werkwoorden kunnen het gebruiken maar voor deze is zichzelf gebruikelijker.
Uitdrukkingen en gezegden

Gangbaarheid

  • Het woord zich staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Etruskisch

Werkwoord

zich

  1. schrijven
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.