zichzelf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zichzelf    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɪxˈsɛləf/ (2 of 3 lettergrepen)
  enkelvoud meervoud
verplicht keuze verplicht keuze
1e persoon mij
me
mijzelf
mezelf
onsonszelf
2e persoon
(informeel)
jejezelfjejezelf
2e persoon
(formeel)
zichzichzelfzichzichzelf
2e persoon
(regionaal)
uuzelfuuzelf
3e persoon
zichzichzelfzichzichzelf
Woordafbreking
  • zich·zelf
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wederkerend voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1515 [1]
  • samenstelling van  zich  en  zelf 

Wederkerend voornaamwoord

zichzelf

  1. derde persoon enkelvoud en meervoud, versterkte vorm van zich
    • Hij bekeek zichzelf in de spiegel. 
     In de garage stonden honderden resupplydozen met voedsel die hikers aan zichzelf hadden gestuurd.[2]
  2. tweede persoon enkelvoud en meervoud beleefdheidsvorm, versterkte vorm van zich
    • Heeft u zichzelf wel eens in de spiegel bekeken? 
Opmerkingen
  • Deze vorm kan alleen gebruikt worden als de reflexiviteit optioneel is, dat wil zeggen dat het werkwoord zowel wederkerend als niet-wederkerend gebruikt kan worden.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zichzelf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.