zwingel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwingel (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzwɪŋəl / (2 lettergrepen); /'zʋɪŋəl/
Woordafbreking
- zwin·gel
Woordherkomst en -opbouw
- Eerste datering 1371.[1]
- Middelnederlands swinghel ‘draaiwerktuig, wiek’, afleiding van swinghen ‘slingeren, zwaaien; uitwerpen, wegzwiepenʼ (waaruit verouderd zwingen), ontwikkeld uit Oergermaans *sweng(w)an-.[2] Verder zie zwenken. Tweelingwoord: zwengel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwingel | zwingels |
verkleinwoord | zwingeltje | zwingeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de zwingel m [3]
- (vlasbewerking) brede, houten spaan met aangescherpte snijkant en een handvat, bestemd om de vlas- en hennepvezels te verwijderen van de scheven uit de gedroogde stengels
- Daarna werd het vlas zorgvuldig binnenste buiten gekeerd en nog eens met de zwingel beslaan totdat alle lemen er uit waren. [4]
Afgeleide begrippen
- (afleidingen): zwingelaar, zwingelen, zwingeling
- (samenstellingen): zwingelbok, zwingelhout, zwingelkot, zwingelmolen, zwingelstok, zwingelzwaard
Verwante begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwingelen |
zwingel
Gangbaarheid
- Het woord zwingel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "zwingel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zwingel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Centrum Agrarische Geschiedenis (CAG), art. ‘Zwingelbord’, Het Virtuele Land. Erfgoed van landbouw, voeding en landelijk leven, op http://www.hetvirtueleland.be/.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.