< aanbreken

aanbreken/vervoeging

aanbreken (overgankelijk) 1. openen

aanbreken (ergatief) 2. beginnnen

  • Hoewel hieronder vormen voor de 1e en 2e persoon worden gegeven, is het werkwoord in deze betekenis alleen in de 3e persoon gangbaar.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.