aanklacht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanklacht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaŋklɑxt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·klacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanklacht aanklachten
verkleinwoord aanklachtje aanklachtjes

Zelfstandig naamwoord

deaanklachtv/m

  1. (juridisch) bij de rechtbank ingediende beschuldiging of klacht
    • De hondeneigenaar had een aanklacht bij de rechtbank ingediend tegen de te hoge hondenbelasting. 
     ‘Die klootzak van een Sander vroeg me of ik nog over een aanklacht had nagedacht.’[2]
     'Of zijn er al eerdere aanklachten of veroordelingen geweest?' 'Nee, geen enkele,' verzekert de vertegenwoordiger van het privébelang meteen.[3]
  2. een gesproken of geschreven beschuldiging
     Zoals Durkheim aantoonde in misschien wel de uitvoerigste aanklacht tegen de moderniteit, is het zelfmoordpercentage in geavanceerde samenlevingen tot wel tien keer zo hoog als in traditionele.[4]
    • Het pamflet was een grote aanklacht tegen het koloniale systeem. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanklacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.