< afslenteren
afslenteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van afslenteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | afslenteren | af te slenteren | ||||||
toekomend | zullen afslenteren af zullen slenteren |
te zullen afslenteren af te zullen slenteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn afgeslenterd | te zijn afgeslenterd | ||||||
toekomend | afgeslenterd zullen zijn | afgeslenterd te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
afslenterend | afgeslenterd | ev. slenter af | mv. verouderd slentert af | slentere af (bijzin) afslentere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | slenter af | slentert af | slentert af | slentert af | slentert af | slenteren af | slenteren af | slenteren af | |
verleden (o.v.t.) | slenterde af | slenterde af | slenterde af | slenterde af | slenterde af | slenterden af | slenterden af | slenterden af | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal afslenteren | zult/zal afslenteren | zult/zal afslenteren | zult afslenteren | zal afslenteren | zullen afslenteren | zullen afslenteren | zullen afslenteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afslenteren | zou afslenteren | zou(dt) afslenteren | zoudt afslenteren | zou afslenteren | zouden afslenteren | zouden afslenteren | zouden afslenteren | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | afslenter | afslentert | afslentert | afslentert | afslentert | afslenteren | afslenteren | afslenteren | |
verleden (o.v.t.) | afslenterde | afslenterde | afslenterde | afslenterde | afslenterde | afslenterden | afslenterden | afslenterden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal afslenteren af zal slenteren |
zult/zal afslenteren af zult/zal slenteren | zult/zal afslenteren af zult/zal slenteren | zult afslenteren af zult slenteren | zal afslenteren af zal slenteren | zullen afslenteren af zullen slenteren | zullen afslenteren af zullen slenteren | zullen afslenteren af zullen slenteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou afslenteren af zou slenteren |
zou afslenteren af zou slenteren | zou(dt) afslenteren af zou(dt) slenteren | zoudt afslenteren af zoudt slenteren | zou afslenteren af zou slenteren | zouden afslenteren af zouden slenteren | zouden afslenteren af zouden slenteren | zouden afslenteren af zouden slenteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben afgeslenterd | bent afgeslenterd | bent/is afgeslenterd | zijt afgeslenterd | is afgeslenterd | zijn afgeslenterd | zijn afgeslenterd | zijn afgeslenterd | |
verleden (v.v.t.) | was afgeslenterd | was afgeslenterd | was afgeslenterd | waart afgeslenterd | was afgeslenterd | waren afgeslenterd | waren afgeslenterd | waren afgeslenterd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal afgeslenterd zijn | zal/zult afgeslenterd zijn | zult/zal afgeslenterd zijn | zult afgeslenterd zijn | zal afgeslenterd zijn | zullen afgeslenterd zijn | zullen afgeslenterd zijn | zullen afgeslenterd zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou afgeslenterd zijn | zou afgeslenterd zijn | zou/zoudt afgeslenterd zijn | zoudt afgeslenterd zijn | zou afgeslenterd zijn | zouden afgeslenterd zijn | zouden afgeslenterd zijn | zouden afgeslenterd zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.