bruinvis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bruinvis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbrœyɱvɪs/ (2 lettergrepen); /ˈbrœy̯nvɪs/
Woordafbreking
  • bruin·vis
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gewone bruinvis’ voor het eerst aangetroffen in 1343.[1][2]
  • Middelnederlands bruunvisch, samenstelling uit bruun ‘donker’ en visch ‘vis’, naar de zwartbruine kleur van zijn rug.[3]
enkelvoud meervoud
naamwoord bruinvis bruinvissen
verkleinwoord bruinvisje bruinvisjes

Zelfstandig naamwoord

debruinvism

  1. (walvisachtigen) kleine, solitair of in los school levende tandwalvis uit de familie Phocoenidae , zich kenmerkend door zijn stompe snuit, spatelvormige tanden, lage driehoekige rugvin en horizontale staartvin, en die tijdens het zwemmen uit het water opspringt
  2. (walvisachtigen) gewone bruinvis: bepaald soort bruinvis met donkere rugkant, Phocoena phocoena , de meest voorkomende walvissoort in de Noordzee, met een lengte van maximaal 1,80 m en een gewicht van maximaal 60 kilogram
    • Met ons beperkte waarnemingsveld hebben we vaak niet in de gaten wat we aanrichten in die wondere wereld. Als wij hier voor de kust een paal in de grond heien, hoort een walvis onder water dat tot in Schotland. Een bruinvis binnen een kilometer van zo’n klap is direct doof. [4] 
Synoniemen
  • [1] rondsnuitdolfijn
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bruinvis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.