< contacten
contacten/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van contacten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | contacten | te contacten | ||||||||
toekomend | zullen contacten | te zullen contacten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gecontact | te hebben gecontact | ||||||||
toekomend | gecontact zullen hebben | gecontact te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
contactend | gecontact | ev. contact | mv. verouderd contact | contacte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | contact | contact | contact | contact | contact | contacten | contacten | contacten | |||
verleden (o.v.t.) | contactte | contactte | contactte | contactte | contactte | contactten | contactten | contactten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal contacten | zult/zal contacten | zult/zal contacten | zult contacten | zal contacten | zullen contacten | zullen contacten | zullen contacten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou contacten | zou contacten | zou(dt) contacten | zoudt contacten | zou contacten | zouden contacten | zouden contacten | zouden contacten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gecontact | hebt gecontact | hebt/heeft gecontact | hebt gecontact | heeft gecontact | hebben gecontact | hebben gecontact | hebben gecontact | |||
verleden (v.v.t.) | had gecontact | had gecontact | had gecontact | hadt gecontact | had gecontact | hadden gecontact | hadden gecontact | hadden gecontact | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecontact hebben | zal/zult gecontact hebben | zult/zal gecontact hebben | zult gecontact hebben | zal gecontact hebben | zullen gecontact hebben | zullen gecontact hebben | zullen gecontact hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecontact hebben | zou gecontact hebben | zou/zoudt gecontact hebben | zoudt gecontact hebben | zou gecontact hebben | zouden gecontact hebben | zouden gecontact hebben | zouden gecontact hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gecontact worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gecontact | er is gecontact | |||||||||
verleden | er werd gecontact | er was gecontact | |||||||||
toekomend | er zal gecontact worden | er zal gecontact zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gecontact worden | er zou gecontact zijn | |||||||||
lijdende vorm gecontact worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gecontact worden | gecontact te worden | ||||||||
toekomend | gecontact zullen worden | gecontact te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gecontact zijn | gecontact te zijn | ||||||||
toekomend | gecontact zullen zijn | gecontact te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gecontact | wordt gecontact | wordt gecontact | wordt gecontact | wordt gecontact | worden gecontact | worden gecontact | worden gecontact | |||
verleden (o.v.t.) | werd gecontact | werd gecontact | werd gecontact | werdt gecontact | werd gecontact | werden gecontact | werden gecontact | werden gecontact | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gecontact worden | zult gecontact worden | zult gecontact worden | zult gecontact worden | zal gecontact worden | zullen gecontact worden | zullen gecontact worden | zullen gecontact worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gecontact worden | zou gecontact worden | zou/zoudt gecontact worden | zoudt gecontact worden | zou gecontact worden | zouden gecontact worden | zouden gecontact worden | zouden gecontact worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gecontact | bent gecontact | bent/is gecontact | zijt gecontact | is gecontact | zijn gecontact | zijn gecontact | zijn gecontact | |||
verleden (v.v.t.) | was gecontact | was gecontact | was gecontact | waart gecontact | was gecontact | waren gecontact | waren gecontact | waren gecontact | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gecontact zijn | zult gecontact zijn | zult gecontact zijn | zult gecontact zijn | zal gecontact zijn | zullen gecontact zijn | zullen gecontact zijn | zullen gecontact zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gecontact zijn | zou gecontact zijn | zou/zoudt gecontact zijn | zoudt gecontact zijn | zou gecontact zijn | zouden gecontact zijn | zouden gecontact zijn | zouden gecontact zijn |
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.