densus

Latijn

Uitspraak
  • IPA: /ˈden.sus/
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

dēnsus

  1. dicht, compact
  2. (dichterlijk) dicht bezet (met), vervuld (met)
  3. (pregnant) in dichte volgorde, opeengedrongen, opeengehoopt
  4. (van tijd) dicht opeen, vaak, onafgebroken
Opmerkingen
  • Het woord dat aangeeft wat dicht op elkaar zit staat in de ablatief.
Verbuiging
Overerving en ontlening
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.